INLOGGEN Bel mij terug

Nieuws

Beleggingsbeleid Persist

24-11-2020

1. Beleggingsbeleid

Het beleggingsbeleid is gestoeld op onze Investment Beliefs.

Het doel van het beleggingsbeleid is om voor onze cliënten op de lange termijn, door een combinatie van groei en inkomen, een realistisch rendement te behalen, om de doelstellingen van de cliënt te realiseren. Dit alles rekening houdend met zijn of haar risicotolerantie, financiële situatie, kennis en ervaring.

1.1 Beleggingsrisico

Risico wordt algemeen gedefinieerd als gevaar op schade of verlies. In de financiële wereld komt dit neer op het gevaar van geheel of gedeeltelijk verlies van het onderliggende vermogen. Het geïnvesteerde vermogen van de cliënt staat per definitie bloot aan systematische en onsystematische risico’s. Met name de onsystematische oftewel diversifieerbare risico’s trachten wij te verminderen door spreiding. Systematische risico’s zoals inflatie worden door het Investment Committee gewogen en meegenomen in de invulling van beleggingsbeleid. Daarnaast beperken wij het gebruik van derivaten, handel op margin of short posities, beleggingsstrategieën die wel in beperkte mate toegepast kunnen worden door enkele van de beleggingsfondsen waarin wij beleggen. Dit zijn doorgaans fondsen, waarvan meerdere partijen ieder een stukje van het fonds beheren volgens verschillende strategieën oftewel Multi-manager-fondsen.

Er wordt in een beperkt aantal portefeuilles met een specifiek mandaat gebruik gemaakt van CFD’s (CFD`s ofwel `contract for difference` zijn overeenkomsten gemaakt tussen twee partijen om het prijsverschil te verrekenen tussen de aankoopprijs en de verkoopprijs van een aandeel of een index vermenigvuldigd met het overeengekomen aantal).

1.2 Beleggingsstrategie

De beleggingsstrategie van Persist is gericht op de combinatie groei en inkomen. De strategie staat voor gedisciplineerd beleggen en het bouwen van goed gespreide portefeuilles, die een mix zijn van uiteenlopende vermogensonderdelen, stijlen (zoals bijvoorbeeld ondergewaardeerde bedrijven; Value) en kenmerken (zoals bijvoorbeeld kleine bedrijven; small cap of dividend). Hierbij wordt o.a. gebruik gemaakt van beleggingsfondsen en zogenaamde ETF’s. ETF staat voor een Exchange Traded Fund, hetgeen een beleggingsfonds is, dat continu verhandelbaar is op de beurs en nauwgezet een bepaalde index volgt.

Het beleggingsbeleid is dynamisch en zal naar inzicht van het Investment Committee worden geactualiseerd. In dit verband wordt onder dynamisch verstaan het aanpassen van de wegingen.

Bij modelportefeuilles mag geen positie groter zijn dan 25% van de portefeuille. Ofschoon bij vermogensbeheer klanten in gelijkluidende omstandigheden een gelijkluidende portefeuille krijgen, staat Persist toe om voor maximaal 5% af te wijken. Dit geeft de mogelijkheid om bijvoorbeeld oude posities aan te houden. Te denken valt aan een duurzaam accent of aandelen verkregen uit een dienstbetrekking.

Uitgangspositie bij vermogensadvies zijn de modelportefeuilles en de selectielijsten zoals opgesteld door het Investment Committee. Persist streeft er naar om integraal advies te geven, welke bestaat uit een volledig gespreide portefeuille. Echter, wanneer de beleggingen elders in combinatie met die bij Persist overeenkomen met het cliëntprofiel, kan Persist besluiten om met betrekking tot het bij ons belegde deel van het vermogen te werken met een aangepaste verdeling over beleggingscategorieën.

1.3 Beleggingscategorieën

Persist belegt in de beleggingscategorieën aandelen, obligaties, onroerend goed, private equity, grondstoffen en liquiditeiten. Hierbij maken we gebruik van beleggings- en hedgefondsen en trackers (ETF’s).

  1. Liquiditeiten
  2. Staatsleningen euro AAA-AA
  3. Staatsleningen EMU
  4. Staatsleningen opkomende markten (harde valuta)
  5. Staatsleningen opkomende markten (lokale valuta)

Bedrijfsobligaties (credits)

  1. Investment grade* bedrijfsobligaties euro
  2. Investment grade bedrijfsobligaties niet-euro
  3. Hoogrentende bedrijfsobligaties**

Aandelen

  1. Aandelen ontwikkelde markten
  2. Aandelen opkomende markten

Onroerend Goed

  1. Beursgenoteerd vastgoed

Alternatieve beleggingen

  1. Hedge funds
  2. Grondstoffen
  3. Private Equity

* Investment Grade (Obligaties uitgegeven door debiteuren van goed geachte kwaliteit. Dit is minimaal een triple B status.)

** Hoogrentende bedrijfsobligaties (Obligaties worden bestempeld als high yield als ze zijn uitgegeven door minder kredietwaardige bedrijven. Het verwachte rendement maar ook het risico op dergelijke leningen is hoger dan op bedrijfsobligaties en staatsleningen).

1.4 Verantwoord beleggen

Persist kiest er voor artikel 6 SFDR te zijn. Dit betekent dat Persist geen rekening houdt met de EU-criteria voor ecologisch duurzame economische activiteiten maar wel met duurzaamheid. Wij vinden die EU-criteria onwerkbaar omdat de benodigde data er (nog) niet zijn. Voor de cliënt die zeker wil zijn van een duurzame belegging adviseren en beheren wij portefeuilles die alleen of gedeeltelijk met duurzame beleggingsfondsen en/of ETF’s zijn ingericht. Bij deze portefeuilles wordt rekening gehouden met milieu, sociaal beleid en goed ondernemingsbestuur, de zogenoemde ‘environmental, social and governance’-aspecten (ESG). Het verantwoord beleggen is één van onze “investment believes ”. Daarnaast selecteren wij beleggingsfondsen en/of ETF’s die zich specifiek richten op één van de 17  Social Development Goals die door de VN zijn aangenomen.

2. Doelgroep van de beleggingsonderneming

De doelgroep van Persist zijn particulieren, families, stichtingen, verenigingen en bedrijven met vermogen, de behoefte en/of wens om te beleggen.

3. Het Investment Committee en de uitvoering van het beleggingsbeleid

Het Investment Committee van Persist bepaalt het beleggingsbeleid. Het Investment Committee stelt een aanbevolen lijst samen van indextrackers, beleggingsfondsen en SMA beheerders.

Insteek van de selectielijst zijn de “best of class” vermogensbeheerders die waarde toevoegen voor de client.

Bij individueel vermogensbeheer staat het cliëntprofiel centraal. Het committee bestaat uit minimaal twee leden van de directie.

Het beleggingsbeleid leidt tot de inrichting van de portefeuilles bij het vermogensbeheer en vormt de grondslag voor de adviezen aan de cliënten die een adviesrelatie hebben met Persist.

3.1 Strategische asset allocatie

Het Investment Committee van Persist heeft een strategische asset allocatie vastgesteld, waarbij de percentages voor de vijf verschillende portefeuilles er als volgt uitzien:

Strategische Asset Allocatie

Defensief

Gematigd Defensief

Gebalanceerd

Gematigd Offensief

Offensief

Obligaties

75%

Obligaties

60%

Obligaties

39%

Obligaties

19%

Obligaties

5%

Aandelen 5%

Aandelen 20%

Aandelen 40%

Aandelen 60%

Aandelen 80%

Cash 1%

Cash 1%

Cash 1%

Cash 1%

Cash 0%

Alternatief

15%

Alternatief

15%

Alternatief

20%

Alternatief

20%

Alternatief

15%

Deze portefeuilles worden aangeboden door middel van ETF’s en/of beleggingsfondsen voor advies of beheer.

De beleggingen binnen de portefeuilles kunnen variëren ten opzichte van de strategische allocatie.

De toegestane bandbreedtes zien er als volgt uit:

Defensief

Gematigd Defensief

Gebalanceerd

Gematigd Offensief

Offensief

Obligaties

50 – 100%

Obligaties

35 – 85%

Obligaties

30 – 60%

Obligaties            10 – 35%

Obligaties

 0 – 10%

Aandelen

0 – 10%

Aandelen

10 – 35%

Aandelen

30 – 60%

Aandelen

35 – 85%

Aandelen

50 – 100%

Cash

0 –30%

Cash

0 – 30%

Cash

0 – 30%

Cash

0 – 20%

Cash

0 – 20%

Alternatief

0 – 20%

Alternatief

0 – 20%

Alternatief

0 – 30%

Alternatief           0 – 30%

Alternatief

0 – 30%

3.2 Selectiecriteria voor het opnemen van fondsen, ETF’s en SMA beheerders in beleggingsportefeuilles;

 

 

 

 

3.2.1 Track record

Bij de selectie van een financieel instrument verwachten wij dat er een positieve bijdrage wordt geleverd aan het rendement van de beleggingsportefeuille of reductie van het risico. Zo kijken we naar de resultaten uit het verleden om te beoordelen of het instrument erin geslaagd is om een relatief positief rendement te behalen dat in verhouding staat tot de risico’s. Verder kijken we naar ratio’s zoals de Sharp-Ratio die inzicht geven in het rendement in relatie tot het genomen risico. De Sharpe-ratio maakt gebruik van standaarddeviatie om het risico gecorrigeerde rendement van een fonds te meten. Hoe hoger de Sharpe-ratio van een fonds, hoe beter het rendement van een fonds was ten overstaan van het genomen risico. Door gebruik te maken van standaarddeviatie kan de Sharpe-ratio over alle fondscategorieën heen de risico gecorrigeerde rendementen vergelijken.

Ook de resultaten die een instrument in een slechtere markt behaalt, kunnen een indicatie van de toegevoegde waarde geven. Indicatoren zoals de informatieratio of alpha kunnen behulpzaam zijn bij het meten van het track record. Alpha is een maatstaf voor de afwijking (out/under performance) van het rendement van een beleggingsportefeuille ten opzichte van het rendement van de benchmark. Alpha wordt gebruikt om aan te geven wat de bijdrage van de vermogensbeheerder is geweest aan het rendement van de portefeuille. De informatie ratio is een maatstaf voor rendementsrisico die gebruikt wordt bij het beoordelen van de prestatie van een vermogensbeheerder. De informatie ratio wordt berekend door de behaalde outperformance te delen door de tracking error. Hoe hoger de informatie ratio des te hoger is het behaalde rendement per eenheid risico.

Bij ETF’s kijken we naar liquiditeit, kosten en de tracking error. Hoe kleiner de tracking error is, hoe dichter de ETF bij het rendement van de index blijft. Afwijkingen van de index kunnen ontstaan door bijvoorbeeld transactiekosten, sampling, het belastingregime voor dividenden en kasposities.

Wanneer een instrument slechts een korte historie heeft, heeft het gebruik van historische rendementen minder relevantie.

3.2.2 De kostenstructuur

Wij realiseren ons dat de kostenstructuur van een financieel instrument grote invloed heeft op het rendement dat behaald kan worden voor onze cliënten, per slot van rekening worden de kosten ten laste van het rendement worden gebracht. Het verwachte rendement zal dan ook zodanig moeten zijn dat er na kosten van het fonds voldoende rendement overblijft.

Om de kosten goed te kunnen beoordelen is het belangrijk dat alle relevante kosten worden betrokken („vergelijkende kosten maatstaf‟ – VKM). Met vergelijkende kosten maatstaf (VKM) wordt een kostenmaatstaf bedoeld die de hoogte van alle kosten van onze beleggingsdienstverlening voor u inzichtelijk maakt. Bij beleggen zijn niet alleen de kosten die u rechtstreeks aan Persist betaalt relevant (de directe kosten). Ook de kosten die u betaalt bij het beleggen in een specifiek beleggingsproduct zoals een beleggingsfonds of ETF (de indirecte kosten) bepalen uiteindelijk het nettorendement van de beleggingsportefeuille.

De transactiekosten die binnen een beleggingsfonds plaatsvinden voor aanpassingen van de portefeuille of door ETF’s voor indexaanpassingen vallen onder indirecte kosten. Een VKM bevat daarom zowel de directe als de indirecte kosten. Een VKM is daarmee niet hetzelfde als een all-in tarief, omdat een all-in tarief uitsluitend de directe kosten weergeeft.

De indirecte kosten zijn dus alle kosten en eventuele opbrengsten die binnen het instrument worden gemaakt. Bij een beleggingsfonds of ETF geeft de Lopende Kosten Factor (LKF) een groot deel van die kosten weer. De LKF wordt achteraf berekend. De LKF bestaat voor het grootste gedeelte uit de beheervergoeding die vooraf bekend is. Eventuele performance fee’s maken ook deel van uit van de LKF, maar zijn afhankelijk van de prestaties van het fonds en zijn daarom pas achteraf bekend. Een derde onderdeel van de LKF is de operationele kosten.

Transactiekosten zijn niet opgenomen in de LKF, maar komen ook ten laste van het fonds en behoren daarom ook tot de indirecte kosten. Voor een indicatie van de totale transactiekosten is het belangrijk om ook aandacht te besteden aan de zogenaamde portfolio turnover rate (percentage van de beleggingen in een fonds dat verhandeld werd in een jaar tijd). Het verschil in de aankoop- en de verkoopkoers is niet opgenomen in de LKF. Eventuele opbrengsten uit securities lending (Hierbij leent een instelling aan een andere instelling effecten uit tegen een vergoeding) worden gedeeltelijk van de interne kosten afgetrokken.

3.2.3 Liquiditeit

De liquiditeit van een financieel instrument is de maatstaf voor hoe gemakkelijk erin gehandeld kan worden. Voor ETF’s kijken we naar de liquiditeit van de onderliggende waarden. Slechte liquiditeit is een risico bij gedwongen transacties, daarom nemen wij de liquiditeit mee in onze overweging. Slechte liquiditeit van een beleggingsfonds of ETF bekent nog niet dat het een slechte belegging is. We sluiten deze fondsen niet uit, maar zullen dit risico zeer beperkt aangaan en alleen als hier voldoende potentieel tegenover staat.

3.2.4 Tegenpartijrisico

Tegenpartijrisico is het risico dat een tegenpartij bij een transactie zijn verplichtingen niet kan nakomen. Dit risico kan bij meerdere financiële instrumenten een rol spelen. Tegenpartijrisico kan ook een rol spelen bij stock lending (Hierbij leent een instelling aan een andere instelling effecten uit tegen een vergoeding).

3.2.5 Risicobeheer

Wij vormen ons een beeld van de risico’s waaraan het financiële instrument wordt blootgesteld en de maatregelen die zijn genomen om deze risico’s te beheersen. Van alle aanbevolen beleggingsfondsen en ETF’s checken we de EBi: Essentiële Beleggersinformatie. In de Essentiële Beleggersinformatie (EBi) moet de beleggingsinstelling informatie geven over:

  • de doelstellingen van het fonds en het beleggingsbeleid
  • het risico- en opbrengstprofiel
  • de kosten (eenmalige kosten, jaarlijkse kosten, prestatievergoeding)
  • in het verleden behaalde resultaten en
  • praktische informatie.

Een andere beoordelingsmaatstaf die we hanteren om het risico van een fonds te beoordelen zijn de Bèta en de Sharpe Ratio.

3.2.6 Structuur en personeel

De structuur van een beleggingsfonds en een ETF geeft inzicht in de mogelijke (indirecte) risico’s die men loopt door te beleggen in dit fonds. Denk hierbij aan onderwerpen als de vestigingsplaats van het fonds, de structurering (bijvoorbeeld open-end versus closed-end, verhandelbaarheid en opschortingsmogelijkheden van de in-/verkoop).

Voor de continuïteit (van de goede resultaten) van het fonds en de fondsbeheerder zijn vooral personele onderwerpen een belangrijk aandachtspunt, zoals de samenstelling van het beleggingsteam, het verloop van personeel, de afhankelijkheid van één persoon (key man risk) of team, de kennis en ervaring van de fondsbeheerder, de reputatie van het fonds. Hierbij kijken we ook naar hoelang portfolio managers werken bij de beheerder en hoelang ze beslissingsbevoegd zijn, dit speelt in niet bij ETF’s.

Ook de kwaliteit van de service-providers (de administrateur, bewaarder en accountant) zijn onderdeel van het screeningsproces.

Het selecteren en monitoren van actieve beheerders en passieve trackers (ETF’s) is een continu proces.

4. Tactische Asset Allocation

Het Investment Committee stelt ook ieder kwartaal de tactische asset allocation vast. Hierbij wordt een uitspraak gedaan over het al dan niet onder- of overwegen van:

  1. Liquiditeiten

Staatsleningen

  1. Staatsleningen euro AAA-AA
  2. Staatsleningen EMU
  3. Staatsleningen opkomende markten (harde valuta)
  4. Staatsleningen opkomende markten (lokale valuta)

Bedrijfsobligaties

  1. Investment grade bedrijfsobligaties euro
  2. Investment grade bedrijfsobligaties niet-euro
  3. Hoogrentende bedrijfsobligaties

Aandelen

  1. Aandelen ontwikkelde markten
  2. Aandelen opkomende markten

Onroerend Goed

  1. Beursgenoteerd vastgoed

Alternatieve beleggingen

  1. Hedge funds
  2. Grondstoffen
  3. Private Equity

Daarnaast stelt de commissie de onder- of overwegingen vast binnen de categorie obligaties. Hiervoor gebruiken zij als onderdelen:

    • Staatsobligaties
    • Inflatie gelinkte obligaties
    • Bedrijfsobligaties Investment Grade
    • Hoogrentende bedrijfsobligaties
    • Opkomende markten obligaties
    • Gemiddelde looptijd

Binnen de categorie aandelen wordt een tactische beslissing genomen over de geografische spreiding:

    • Europa
    • USA
    • Japan
    • Opkomende markten

en stijl:

    • Waarde
    • Groei

Voor de economische groei- en inflatieverwachtingen in Eurozone, USA, Japan en de Emerging Markets wordt gebruik gemaakt van de cijfers van het IMF.

Voor de verwachtingen van de leading indicators wordt gebruikt gemaakt van de research van derden.

Beursgenoteerd vastgoed vormt voor veel beleggers een stabiele bron van dividendinkomsten. Enkele procenten vastgoed, zo’n 5%, in een beleggingsportefeuille verbetert ook de spreiding ervan. De vastgoedkoersen bewegen namelijk regelmatig anders dan de aandelenkoersen. Om te beoordelen of vastgoed nog interessant is kijken we naar de prijsontwikkeling, de rentestand en de economische groeiverwachtingen. Eventueel moet een keuze gemaakt worden over de geografische spreiding.

Beleggen in alternatieven kunnen – als gevolg van de spreiding – het risico verminderen. We kijken hierbij naar hedgefondsen, grondstoffen en private equity.

5. Monitoring van beleggingsportefeuilles

Persist draagt er zorg voor dat het beleggingsbeleid binnen de onderneming bekend is. Onze adviseurs hanteren de uitgangspunten van het Investment Committee bij het invullen van de beleggingsdienstverlening.

Het Investment Committee komt frequent bijeen en controleert met regelmaat of de geselecteerde fondsen, ETF’s en beheerders nog aan de criteria voldoen.

Ook is het belangrijk dat de klant inzicht heeft in de verschillende aspecten van het beleggingsbeleid. Op die manier weet de klant wat hij kan en mag verwachten van de dienstverlening van de beleggingsonderneming. Dit inzicht in het beleggingsbeleid verkrijgt de klant voordat de dienstverlening wordt gestart.

6. Verklarende woordenlijst

 

 

Beleggingsonderneming

Met beleggingsondernemingen worden bedoeld financiële ondernemingen die beleggingsdiensten verlenen, zoals execution only dienstverlening, beleggingsadvies en/of vermogensbeheer aanbieden aan consumenten.

Exchange Traded Fund

Een beleggingsfonds dat continu verhandelbaar is op de beurs en nauwgezet een bepaalde index volgt. Ook bekend als tracker.

SMA Beheerders

SMA staat voor separately managed account. Deze SMA rekeningen worden aangehouden bij Pershing LLC en zijn via Persist geopend. Het beheer is in handen van externe partijen en maakt gebruik van individuele effecten.

Vergelijkende Kosten Maatstaf (VKM)

Met vergelijkende kosten maatstaf (VKM) wordt een kostenmaatstaf bedoeld die de hoogte van alle kosten van de beleggingsdienstverlening voor de consument inzichtelijk maakt. Bij beleggen zijn niet alleen de kosten die de consument rechtstreeks aan de beleggingsonderneming betaalt relevant (de directe kosten). Ook de kosten die een consument betaalt bij het beleggen in een specifiek beleggingsproduct zoals een beleggingsfonds of een ETF (de indirecte kosten) bepalen uiteindelijk het nettorendement van de beleggingsportefeuille. Een VKM bevat daarom zowel de directe als de indirecte kosten. Een VKM is daarmee niet hetzelfde als een all-in tarief, omdat een all-in tarief uitsluitend de directe kosten weergeeft.

Bijlage 1: Outlook beleggingscommissie

 

Economische groei

2019

2020

2021

2022

Eurozone

1,3%

-8,3%

6.0%

VS

2,3%

-4,3%

4,5%

Japan

0,7%

-5,3%

2.4%

Emerging Markets

-3,7%

-3,3%

7.4%

Inflatie

2019

2020

2021

Ontwikkelde landen

1.4%

0.8%

0,8%

Opkomende landen

5.1%

5,0%

4.5%

Leading Indicators

Q1-21

ISM – USA

60,7

IFO – Duitsland

99,2

PMI – China

51,1

VIX

18,3

Strategisch

 Tactisch Tactisch Tactisch Tactisch
Defensief

%

Q1

Q2

Q3

Q4

Obligaties (50/100)

75

Aandelen (0/10)

5

+

Cash (0/30)

5

=

Alternatief (0/20)

15

=

100

Gem. Defensief

Obligaties (35/85)

60

Aandelen (10/35)

20

+

Cash (0/30)

5

=

Alternatief (0/20)

15

=

100

Gebalanceerd

Obligaties (30/60)

39

Aandelen (30/60)

40

+

Cash (0/30)

1

=

Alternatief (0/30)

20

=

100

Gem. Offensief

Obligaties (10/35)

19

Aandelen (35/85)

60

+

Cash (0/20)

1

=

Alternatief (0/20)

20

=

100

Offensief

Obligaties (0/10)

5

Aandelen (50/100)

80

+

Cash (0/30)

0

=

Alternatief (0/20)

15

=

100

Q1

Q2

Q3

Q4

Aandelen

+

Europese aandelen

+

USA aandelen

=

Japanse aandelen

=

EM aandelen

=

Obligaties

staatsobligaties AAA/AA

inflation linked obligaties

bedrijfsobligaties AAA/AA

=

bedrijfsobligaties A/BBB

+

hight yield obligaties

+

EM obligaties

+

gemiddelde looptijd

grondstoffen

=

OG

=

alternatieve

liquiditeiten

=

groei vs waarde

waarde

large vs small

large

Translate »